Les 5
Woordjes
A
ή βασιλεια = koningin
μαλα = erg; zeer {bijwoord}
ανδρειος = dapper
καλος = mooi
φιλεω = houden van;
το δωρον = geschenk; cadeau
θαυμαζωουν = bewonderen; zich verwonderen
ουν= dan; nu; dus
αιτεω = vragen; iemand vragen om; iemand vragen om iets; iemand vragen; vragen om; vragen
εγω = ik {met nadruk}
εθελω = willen; bereid zijn
επιθυμεω= verlangen te; verlangen om {+inf.}
συ = jij; u {met nadruk}
επι = op... af; naar {+acc.}
πεμπω = sturen; zenden;
αει = altijd
μελλω = op het punt staan; van plan zijn; zullen {+inf.}
λεγω = zeggen
ώσπερ = zoals
B
ήκω = komen; gekomen zijn
αυτην = haar
ότι = dat; omdat
σέ, σε = jou; je; u {acc.; pers. vnw}
σος, ση, σον = jouw; uw {bezittelijk voornaamwoord}
παρεχω = verschaffen; geven
λυω = losmaken
ό ξενος = vreemdeling
κακος = slecht
το εργον = werk; daad
δη = dan; dus
C
τι ... = wat, waarom
ένθάδε = hier(heen)
λειπω = (ver)laten
έμός = mijn (bezit vnw)
κελεύω = bevelen, verzoeken, vragen om
έμέ, με = mij, me (acc pers vnw)
αγω = brengen, leiden
αυτόν = hem (acc pers vnw)
υστερον = later (bw)
ύστερον = later {bijw.}
Maak jouw eigen website met JouwWeb